COVID-19 viruskunst, beelden dankzij de electronenmicroscoop. © Shutterstock/Midnight Movement
Wild levert een bijdrage aan voedselzekerheid en aan het bestaan van veel mensen in onze wereld. Evenwel, wanneer we wild eten is het van belang dat te doen op een manier die geen risico vormt voor onze gezondheid en de wildpopulatie in stand houdt. Net als Ebola wordt COVID-19, veroorzaakt door een virus dat via dieren bij de mens is terecht gekomen. Naar alle waarschijnlijkheid is COVID-19 begonnen in vleermuizen en heeft het andere zoogdieren besmet voordat het de mens infecteerde. Gedurende onze evolutie zijn virussen en bacteriën van andere dieren op de mens overgegaan. Dat heeft ook voordelen: Belangrijke onderdelen van onze cellen waren eerst zelfstandig levende bacteriën. Echter, het proces van inbouw van bacterie of virus gaat langzaam en is niet vrij van risico.
Het overlijdensrisico door COVID-19 is het hoogst voor mensen ouder dan 60-70 jaar. De medische diensten in de rijkere landen staan onder grote druk om te voorkomen dat mensen sterven aan het virus. In opkomende economieën begint die druk zich nu ook te doen voelen.
Natuurbeheer zal de gevolgen van dit alles gaan ondervinden. Een effect zal zijn dat mensen die hun middelen van bestaan aangetast zien worden, dit zullen trachten te compenseren door alternatieve bronnen aan te boren, en dat niet altijd even duurzaam. Daar staat tegenover dat er ook gunstige effecten kunnen zijn op het klimaat nu meer mensen ervaring hebben met thuis werken en minder gebruik maken van fossiele brandstoffen voor hun woon-werkverkeer.
Oplossingen die stand houden
Apen kijken is goed, ze eten is gevaarlijk. © Shutterstock/Julian Popov
Er zullen stappen gezet moeten worden, zowel nu als voor de toekomst. We moeten goed nadenken over hoe schade aan onze omgeving en aan onszelf te vermijden. Sommige mensen stellen bijvoorbeeld dat COVID-19 een goede reden is om geen dieren meer te eten, of zelfs niet meer met ze op te trekken. Echter, gedurende duizenden jaren heeft de mens heeft zich aangepast aan virussen en bacteriën afkomstig van wilde dieren en huisdieren. Ons lichaam is een thuis voor grote aantallen micro-organismen, de meeste nuttig. Overal hebben we met dieren van doen, van kuilen in de grond waar kinderen in rondkruipen, tot vogels en zoogdieren in huis. Niettemin, wanneer we wild op tafel hebben, moet dat geen gezondheidsrisico met zich meebrengen en afkomstig zijn uit een duurzaam beheerde populatie.
Wat dit betreft, moeten we extra voorzichtig zijn met soorten die nauw met ons verwant zijn. Het lijkt erop dat we niet zo snel ziek worden van koudbloedige dieren zoals reptielen of vissen, maar de risico’s op ziektes van afkomstig van apen of vleermuizen zijn groot. Het is daarom verstandig geen apen of vleermuizen te eten, en het is helemaal dom, en ook harteloos, om wilde zoogdieren levend naar de markt te brengen. Maar moeten we dan alle contacten afzweren met soorten waar we allang aan aangepast zijn en die geen risico vormen? Nee. Dat zou overdreven zijn, met name wanneer goed geregeld en duurzaam gebruik de mensen ertoe brengt het betreffende dier en het ecosysteem waarin het leeft goed te beheren. Niettemin: schade aan de economie kan een druk op ontwikkelingen zetten die ten koste gaan van de natuur. Dan kan onze natuur alle steun gebruiken. Juist ook van mensen die producten van een gezond ecosysteem op waarde weten te schatten.
Korte termijn oplossingen
COVID-19 haat zeep!
© Shutterstock/Red Confidential
Het belangrijkste op dit moment, is ervoor te zorgen dat het virus zich niet verder verspreidt en anderen infecteert. We weten uit onderzoek dat het virus verdwijnt waar het zich niet kan verspreiden via vochtige oppervlaktes, of via waterdruppels. Daarom moet ieder van ons:
• Voldoende afstand houden van andere mensen (> 1,5 m.) om te voorkomen dat druppeltjes waarin het virus zit worden ingeademd;
• Niet samen komen in groepen of reizen, omdat dat risico-verhogend werkt.
• draag een masker wanneer omringd door veel mensen in een afgesloten omgeving of menigte;
• De handen wassen en oppervlaktes ontsmetten om de kans op overbrenging via ogen, neus of mond zo klein mogelijk te maken;